De voorzitter opent de zitting op 14/10/2024 om 20:04.
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 32.
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 277 en 278.
Elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering. Als die opmerkingen door de raad voor maatschappelijk welzijn worden aangenomen, worden de notulen en het zittingsverslag in die zin aangepast.
Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen en het zittingsverslag van de vorige vergadering worden de notulen en het zittingsverslag als goedgekeurd beschouwd en worden ze ondertekend door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en de algemeen directeur.
Art. 1: |
De notulen van de zitting van de OCMW-raad van 9 september 2024 goed te keuren. |
Art. 2: |
Het verslag van de zitting van de OCMW-raad van 9 september 2024 goed te keuren. |
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 77.
Via een aardgasbudgetmeter is een gegarandeerde minimale levering om technische redenen niet mogelijk. Wie niet oplaadt en ook zijn noodkrediet heeft opgebruikt, dreigt dan geen aardgas meer te hebben.
Met de ‘minimale levering via de aardgasbudgetmeter’ wil de Vlaamse Regering de OCMW’s een middel aanreiken om gezinnen die de middelen ontberen om de budgetmeter aardgas op te laden en die dus het risico lopen zonder verwarming te vallen in de winterperiode, te ondersteunen door hen een ‘minimale hoeveelheid’ aardgas ter beschikking te stellen:
De ‘minimale levering via de aardgasbudgetmeter’ is van toepassing in de periode die in dit verband gedefinieerd is van 1 november tot en met 31 maart.
Deze regeling is steeds optioneel voor de OCMW’s: zij kunnen beslissen al dan niet in het systeem te stappen.
Eens het principieel engagement genomen is, gaat het OCMW geval per geval na, aan de hand van een sociaal onderzoek, of de hulpvraag gegrond is en de mogelijkheid om menswaardig te leven dus in het gedrang is.
In de context van de energiecrisis gaf de Vlaamse Regering op 30 september 2022 haar principiële goedkeuring aan bijkomende maatregelen om de impact van extreem hoge energieprijzen voor de gezinnen te verlichten:
De minister roept alle OCMW's op om deze tussenkomsten aan te bieden.
Het OCMW kan voorwaarden verbinden aan het ter beschikking stellen van de minimale leveringen en opteert voor:
Het niet naleven van deze voorwaarden kan dan voor het OCMW een reden zijn om de toekenning van tussenkomsten voor de minimale levering van aardgas via de budgetmeterkaart stop te zetten of in een volgende winterperiode de ‘minimale levering aardgas via budgetmeter’ niet toe te kennen.
De kasstromen worden opgenomen bij beleidsitem 0900-00, actie 299 - (kinder)armoedebestrijding en AR 648170 (kost) en 748170 (terugvordering).
Het OCMW kan tot maximaal 70 % van het uitgekeerde bedrag recupereren bij de distributienetbeheerder.
Het resterende percentage wordt gerecupereerd bij de hulpvrager, tenzij het bijzonder comité voor de sociale dienst oordeelt dat het niet mogelijk is.
Een OCMW dat wenst in te stappen in dit systeem dient dit voor te leggen aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
Art. 1: | De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de instap in het systeem voor de minimale levering voor aardgas en exclusief nachttarief goed tijdens de gedefinieerde periode 2024-2025. |
Art. 2: | De hulpvrager laat een energiescan uitvoeren met het oog op het verminderen van verbruik. Het percentage ten laste van het OCMW wordt in beginsel gerecupereerd bij de hulpvrager, tenzij het bijzonder comité voor de sociale dienst gemotiveerd oordeelt dat dit in de concrete situatie niet mogelijk is. |
Art. 3: | Onderhavige beslissing treedt in werking op 1 november 2024. |
Art. 4: | Een afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan de afdeling Mens en het bijzonder comité voor de sociale dienst. |
De oproep Lokaal Activeringspact 2024 heeft tot doel om lokale besturen die extra inspanningen leveren om (equivalent) leefloongerechtigden te activeren, financieel een ondersteuning en stimulans te bieden. De oproep beoogt dus een hogere uitstroom naar werk van (equivalent) leefloongerechtigden op Vlaams niveau, daarom stelt de Vlaamse regering tijdelijk voor de kalenderjaren 2024 en 2025 extra middelen ter beschikking van de lokale besturen die intekenen op deze oproep. De projectaanvraag wordt met afstemming en goedkeuring van VDAB ingediend bij het departement Werk en Sociale Economie (DWSE), afdeling Sociale Economie en Werkbaar Werk.
Alle lokale besturen van het Vlaamse Gewest kunnen een projectvoorstel indienen. Een projectvoorstel bevat drie onderdelen, ten eerste een door VDAB ondertekend en geadviseerd plan van aanpak, ten tweede een uitstroomengagement en ten derde een kostenverantwoording.
Er is een rechtstreeks verband tussen het op te vragen budget en het uitstroomengagement dat het lokaal bestuur aangaat boven op het Vlaamse gemiddelde. Per bijkomende uitstroom van een leefloongerechtigde kan het lokaal bestuur 1.000 euro opvragen. De subsidie is pro rata berekend ten opzichte van het aantal extra duurzaam tewerkgestelde leefloongerechtigden en is gelinkt aan de bewezen en aanvaardde kosten voor de uitgevoerde acties. Het bedrag van de financiering waarop aanspraak gemaakt kan worden, werd berekend door een proportionele verdeling van de middelen volgens het aantal (equivalent) leefloongerechtigden zoals bepaald door de POD MI. Voor Gavere is dat maximaal 12.013,42 euro. Om de volledige subsidie te behalen van 12.013,42 euro zouden er bovenop de 11, nog eens 12 personen moeten uitstromen. Verder voorziet de oproep een 50% garantie. Meer concreet, van zodra er een hogere uitstroom is dan de nulmeting met minimaal 1 persoon meer die duurzaam uitstroomt naar werk kan er 50% van de subsidie bekomen worden. Daarvoor dienen wel de acties uit het actieplan te worden uitgevoerd en moet er dus voor 100% kosten worden gemaakt. Slechts 50% van de gemaakte kosten worden in dat geval terugbetaald door de subsidie. Bij het behalen van 60% van het uitstroomengagement, ontvangt men 60% van de subsidie, etc.
De Projectvereniging Wijkwerkorganisatie Leie en Schelde wenst het projectvoorstel te trekken en in samenwerking met het lokaal bestuur en VDAB in te dienen. De aanvraag kadert immers in de doelstellingen van Projectvereniging Wijkwerkorganisatie Leie en Schelde en de intense samenwerking met VDAB, zoals opgenomen in het meerjarenplan, de prioritaire actie ACT-300: Inzetten op tewerkstelling.
De aanvraag dient voor 15 oktober 2024 ingediend te worden bij het Departement voor Werk en Sociale Economie. Gelet op de krappe indieningstermijn werd een principieel akkoord gevraagd aan het vast bureau om de aanvraag tijdig voor te bereiden en in te dienen.
Art. 1: | De OCMW-raad bekrachtigt het Besluit van het vast bureau van 7 oktober 2024 houdende Lokaal Activeringspact 2024 - deelname, houdende:
|
Art. 2: | Een afschrift van deze beslissing over te maken aan
|
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 77 en 78.
Het lokaal bestuur doet voor diverse activiteiten beroep op vrijwilligers. In sommige gevallen is het ook wenselijk om deze vrijwilligers een vergoeding te geven.
De maximale vergoeding bedraagt € 24,79 per dag of € 991,57 per jaar. Deze maximumbedragen gelden per kalenderjaar en worden jaarlijks herzien overeenkomstig artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. Voor 2024 gelden de volgende bedragen: € 41,48 per dag en € 1.659,29 per jaar.
Een vrijwilliger kan op basis van artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 een reële vergoeding voor verplaatsingskosten bekomen. Het bedrag van de kosten mag niet hoger zijn dan de bedragen vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
Een combinatie van de forfaitaire kostenvergoeding met de terugbetaling van de reële verplaatsingskosten is mogelijk voor maximaal 2.000 kilometer per jaar per vrijwilliger. Het totaal uitgekeerd jaarlijks bedrag ter vergoeding van het gebruik van openbaar vervoer, het eigen voertuig of de fiets mag maximaal 2.000 maal de kilometervergoeding bedoeld in artikel 74 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt bedragen.
Wat betreft het gebruik van het eigen voertuig, worden deze reële verplaatsingskosten vastgesteld overeenkomstig artikel 74 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017. De reële vervoerskosten voor het gebruik van de fiets worden vastgesteld overeenkomstig artikel 76 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017.
Een reële verplaatsingsvergoeding is momenteel al mogelijk doch de wet van 3 juli 2005 laat ruimte om een lager bedrag toe te kennen dan voorzien op basis van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Het is evenwel billijk om dezelfde bedragen te hanteren.
Art. 1: | De forfaitaire vergoeding voor de eenmalige activiteiten van vrijwilligers wordt door het vast bureau vastgesteld bij de aanduiding van de vrijwilliger(s). |
Art. 2: | De vrijwilligers kunnen per dag en per jaar geen forfaitaire vergoeding ontvangen die hoger is dan deze vermeld in overeenkomstig artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. |
Art. 3: | Een vrijwilliger kan een reële vergoeding krijgen voor verplaatsingskosten:
Een combinatie van de forfaitaire kostenvergoeding met de terugbetaling van de reële verplaatsingskosten is mogelijk voor maximaal 2.000 kilometer per jaar per vrijwilliger. Het totaal uitgekeerd jaarlijks bedrag ter vergoeding van het gebruik van openbaar vervoer, het eigen voertuig of de fiets mag maximaal 2.000 maal de kilometervergoeding bedoeld in artikel 74 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt bedragen.
|
Art. 4: | Het vast bureau wordt gemachtigd de vrijwilligers aan te duiden en met hen een afsprakennota af te sluiten. |
Art. 5: | Onderhavige beslissing treedt in werking op 1 januari 2025. Onderhavige beslissing vervangt met ingang van dezelfde datum het OCMW-raadsbesluit van 25 mei 2020 houdende inzet van vrijwilligers - vaststellen vergoeding. |
Art. 6: | Een afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan:
|
OCMW-raadsbesluit van 28 januari 2019 houdende huishoudelijk reglement en deontologische code van de raad voor maatschappelijk welzijn (vervangen OCMW-raadsbesluit van 21 september 2015).
De briefwisseling gericht aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en die bestemd is voor de raad voor maatschappelijk welzijn, wordt meegedeeld aan de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Het huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt dat de beslissingen van de algemene vergadering van de welzijnsverenigingen ter kennisname worden voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 31.
OCMW-raadsbesluit van 25 oktober 2021 houdende huishoudelijk reglement en deontologische code van de raad voor maatschappelijk welzijn (vervangen OCMW-raadsbesluit van 28 januari 2019).
De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn hebben het recht aan de voorzitter van het vast bureau en aan het vast bureau mondelinge en schriftelijke vragen te stellen.
De voorzitter sluit de zitting op 14/10/2024 om 20:07.
Namens OCMW-raad,
Serge Ronsse
algemeen directeur
Jean-Pierre Sprangers
voorzitter van de OCMW-raad