OCMW-raadsbesluit van 21 oktober 2019 houdende vaststellen van een reglement betreffende invorderingskosten bij onbetwiste en opeisbare schuldvorderingen (vervangen OCMW-raadsbesluit van 20 december 2016).
Het OCMW-raadsbesluit van 21 oktober 2019 houdende vaststellen van een reglement betreffende invorderingskosten bij onbetwiste en opeisbare schuldvorderingen vervalt per 31 december 2031. Het is aangewezen dit reglement te vernieuwen zonder inhoudelijke wijzigingen of tariefaanpassingen.
Debiteuren van niet-fiscale schuldvorderingen krijgen een redelijke betaaltermijn van 30 dagen na het versturen van de factuur.
Een eerste kosteloze betalingsherinnering voor openstaande niet-fiscale ontvangsten wordt pas verzonden na het verstrijken van de initiële betaaltermijn die op de factuur staat vermeld. Bij deze herinnering wordt duidelijk gemeld dat de betrokkene de schuldvordering kan betwisten, maar enkel gegrond en om geldige redenen, eveneens tijdig binnen een vooropgestelde redelijke termijn en gericht aan de financieel directeur.
Vervolgens gaat een nieuwe, bijkomende betaaltermijn in van minstens 14 kalenderdagen. Na deze tweede betaaltermijn wordt een tweede en laatste herinnering aangetekend verstuurd naar de nalatige debiteur. Het openstaand bedrag van de schuldvordering wordt daarbij verhoogd met een door de OCMW-raad te bepalen bedrag voor de gemaakte invorderingskosten. Bij deze laatste herinnering wordt duidelijk gemeld dat in een volgende fase een dwangbevel zal worden betekend aan een gerechtsdeurwaarder ingeval het openstaand bedrag niet wordt vereffend binnen de voormelde betaaltermijn.
De opmaak en verzending van een dwangbevel kan immers enkel indien de schuld vervallen is en onbetwist. Mocht aan één van deze voorwaarden niet voldaan zijn, kan de betaling van betwiste niet-fiscale schuldvorderingen, vermeerderd met de openstaande invorderingskosten, afgedwongen worden via burgerlijke rechtspleging.
De financieel directeur kan een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het vast bureau, om onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen in te vorderen. Dat dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring.
Een dwangbevel kan door het vast bureau alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief, met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs, of via een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van deze melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan administratieve kosten aanrekenen voor die aangetekende brief. Die kosten zijn ten laste van de schuldenaar en kunnen ook ingevorderd worden via het dwangbevel.
Aangenomen wordt dat, rekening houdend met materiële kosten (software, drukwerk, verzending) en personeelskosten, een totaalbedrag van 25 euro over de volledige invorderingscyclus redelijk is ter vergoeding van de extra inspanningen die nodig zijn om de openstaande schuldvorderingen van moeilijke betalers te innen.
| Art. 1: |
Met ingang van 1 januari 2026 en dit voor een termijn eindigend op 31 december 2031 wordt een retributie aangerekend bij openstaande en onbetaalde schuldvorderingen. |
| Art. 2: | Het bedrag van deze retributie wordt als volgt vastgesteld:
|
| Art. 3: | De retributie wordt niet aangerekend bij recuperatie van specifieke uitgaven vanwege het Sociaal Huis. |
| Art. 4: | De retributie is verschuldigd door debiteuren die laattijdig hun verschuldigde schuldvordering betalen. De retributie is onmiddellijk opeisbaar. |
| Art. 5: | De retributie wordt gevoegd bij het bedrag van de openstaande vordering. |
| Art. 6: | Bij onvolledige betaling wordt eerst de verschuldigde retributie aangezuiverd. Vervolgens wordt de schuldvordering gedeeltelijk aangezuiverd. |
| Art. 7: | Onderhavige beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285, 286 §1 1° en 287 van het decreet lokaal bestuur. De toezichthoudende overheid wordt in kennis gesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 330 van het decreet lokaal bestuur. |