Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en latere wijzigingen stelt als basisprincipe het beginsel 'de vervuiler betaalt' voor om inzake het milieubeleid te streven naar een hoog beschermingsniveau.
Het gewestelijke afvalbeleid is gebaseerd op een afvalstoffenverwerkingshiërarchie met, in volgorde van voorkeur, de volgende mogelijkheden tot afvalverwerking: afvalvermindering door preventie, hergebruik en recuperatie, verbranden onder milieuhygiënische voorwaarden en ten slotte storten van de restfractie. Volgens het uitvoeringsplan vormen de gemeentebelastingen een instrument die dat beleid ondersteunen.
Het is de bedoeling dat de inzamelings- en verwerkingskosten van het huishoudelijk afval deels gedekt worden door een forfaitaire huisvuilbelasting, deels door de aanrekening van kosten op maat van de vervuiler (toepassing van het principe ‘de vervuiler betaalt’), en deels door een bijpassing uit de algemene middelen van de gemeente. Een volledige verrekening via de variabele kosten (principe ‘de vervuiler betaalt’), kan nadelig ontwijkgedrag van de bevolking veroorzaken, zoals sluikstorten, sluikverbranden en afvaltoerisme. Het is aan de gemeente om een evenwicht te vinden tussen de drie genoemde financieringsbronnen. Bepaalde fracties zoals glas, metalen, papier, harde plastics, textiel, banden, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, ... die door particulieren aangeboden worden op het gemeentelijk recyclagepark worden daarom gratis maar in gelimiteerde hoeveelheden per beurt ingezameld. Andere fracties zoals tuinafval, grof huisvuil, roofing, isolatiemateriaal, steenpuin, ... zijn betalend en kunnen eveneens in gelimiteerde hoeveelheden per beurt aangeboden worden.
Het is daarbij aannemelijk om een onderscheid in de tarieven te maken tussen enerzijds particulieren, instellingen en particuliere (ver)bouwers die vergelijkbare huishoudelijke afvalstoffen aanleveren op het recyclagepark en anderzijds KMO's die vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen aanleveren en de reële kost moeten doorgerekend krijgen. Het recyclagepark mag geen alternatief worden voor het kwijtraken van bedrijfsafval.
OVAM verzoekt om uiterlijk met ingang van 1 januari 2026 ons belastingreglement aan te passen omdat voor alle afvalstoffen die overeenkomstig een gratis aanvaardingsplicht moeten ingezameld worden (uitgebreide producentverantwoordelijkheid) geen enkele (ook geen forfaitaire) vergoeding mag betaald worden. Voorgesteld wordt om het forfaitaire tarief van 0,50 euro per toegang niet langer toe te passen, alsook de 5 euro grens waaronder tot eind 2025 niet ingekohierd werd. Bijgevolg betaalt iedereen vanaf 2026 vanaf er betalende fracties worden aangeleverd op het recyclagepark.
De tarieven, daterend van 2005, dienen aangepast te worden aan de huidige transport- en verwerkingskosten. De huidige tarieven weerspiegelen niet meer de reële verwerkingskosten en zijn in de loop van 20 jaar niet geactualiseerd. Deze weerspiegelen evenmin het principe van 'de vervuiler betaalt'.
Het gemeenteraadsbesluit van 18 november 2019 betreffende vaststelling van een belasting op de inzameling, recyclage en verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) op het gemeentelijk recyclagepark vervalt op 31 december 2025 en dient vervangen en geactualiseerd te worden.
Vanuit afvalintercommunale IVM is een 90kg plan opgemaakt dat werd goedgekeurd door de gemeenteraad op 13 oktober 2025. Het toepassen van juiste tarieven rekening houdende met de principes van het Vlarema, het Materialenplan en het basisbeginsel van de vervuiler betaalt, is een pijler voor het behalen van de restafvaldoelstelling. Voorgesteld wordt om de tarieven van de fracties (gemengd) steenpuin, houtafval, grof vuil en tuinafval te actualiseren conform de huidige marktprijzen.
In de gemeente Gavere wordt het huisvuil vanaf 2026 aan huis ingezameld met een alternerende 2-wekelijkse ophaling van enerzijds restafval, papier en karton en PMD en anderzijds GFT-afval. De kostprijs van deze ophalingen aan huis wordt per ophaalpunt via een kohierbelasting doorgerekend aan de gezinnen. De doorrekening van deze kostprijs staat los van de hoeveelheid afval die weggehaald wordt. De kostprijs wordt bijgevolg forfaitair berekend per ophaalpunt.
De kostprijs voor de ophaling is door de jaren heen gestegen tot ca. 20 euro per inwoner per jaar. Door de verplichte inzameling van GFT-afval stijft deze ophaalkost naar ca. 27 euro per inwoner per jaar. Het belastingtarief op het weghalen van huisvuil is al lang niet geactualiseerd aan de huidige situatie. Voorgesteld wordt om het tarief van de belasting op het weghalen van huisvuil te actualiseren tot 70 euro per ophaalpunt met toepassing van een vrijstelling van 50% voor personen met een verhoogde tegemoetkoming.
| Deel A: belasting op de inzameling, recyclage en verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) op het gemeentelijk recyclagepark |
|
| Art. 1: | Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een belasting geheven op de inzameling, recyclage en verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) op het gemeentelijk recyclagepark. |
| Art. 2: | Voor de goede toepassing van dit belastingreglement wordt verstaan onder:
|
| Art. 3: | §1. De gemeentebelasting is verschuldigd door eenieder die gebruik maakt van de gemeentelijke dienstverlening inzake de inzameling van afvalstoffen op het gemeentelijke recyclagepark met uitzondering van de gemeentelijke diensten en de diensten van het OCMW te Gavere. §2. Verdere bepalingen:
|
| Art. 4: | §1. De te betalen belasting voor de inzameling, recyclage en verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) op het gemeentelijk recyclagepark bestaat uit een bedrag afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van de aangevoerde afvalstoffen. §2. Het bedrag afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van de aangevoerde afvalstoffen wordt als volgt bepaald:
|
| Art. 5: | De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. |
| Art. 6: | De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. |
| Art. 7: | De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen dat handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan. |
| Art. 8: | De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. |
| Deel B: belasting op het weghalen van huisvuil | |
| Art. 9: | Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een belasting geheven op het weghalen van huisvuil. |
| Art. 10: | De belasting is verschuldigd door de leden van ieder gezin ingeschreven in de bevolkingsregisters en werkelijk in de gemeente verblijvend op 1 januari van het aanslagjaar. De inschrijving in de bevolkingsregisters is beslissend, tenzij andersluidend bewijs. Ook de gezinnen, die de gemeente als tweede of tijdelijk verblijf bewonen. |
| Art. 11: | De belasting wordt vastgesteld op 70,00 euro per ophaalpunt (adres) en 35,00 euro per ophaalpunt (adres) met minstens 1 persoon met recht op een verhoogde tegemoetkoming. |
| Art. 12: | Van de belasting wordt vrijgesteld:
|
| Art. 13: | De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. |
| Art. 14: | De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. |
| Art. 15: | De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen dat handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan. |
| Art. 16: | De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. |
| Slotbepalingen | |
| Art. 17: | Dit reglement treedt in voege op 1 januari 2026. |
| Art. 18: | Onderhavige beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285, 286 §1 1° en 287 van het decreet lokaal bestuur. De toezichthoudende overheid wordt in kennis gesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 330 van het decreet lokaal bestuur. |
| Art. 19: | Een afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan
|