Er wordt een belasting gevestigd die verschuldigd is door de natuurlijke personen, de vennootschappen en de feitelijke verenigingen die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente Gavere één of meerdere vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden voor het uitoefenen van een economische activiteit.
De belasting wordt vastgesteld per afzonderlijke vestiging rekening houdend met de hinderlijkheid van de economische activiteit en met de belastbare oppervlakte van de vestiging.
De verordening van 18 november 2019 betreffende op het uitoefenen van een economische activiteit vervalt op 31 december 2025 en dient worden vervangen.
De belastingtarieven op het uitoefenen van een economische activiteit zijn ongewijzigd gebleven sinds 2008 en niet aangepast aan de stijging van de levensduurte. Voor natuurlijke personen evolueert de personenbelasting via de loonindexering mee met de gestegen levensduurte waardoor natuurlijke personen op vandaag verhoudingsgewijs evenveel personenbelasting betalen als in 2008. Rechtspersonen en zelfstandigen betalen in Gavere nog steeds dezelfde tarieven van 2008 voor het uitoefenen van een economische activiteit, welke door invloed van inflatie gecumuleerd met 39,8% ontwaard zijn. Voorgesteld wordt om de basis belastingtarieven op het uitoefenen van een economische activiteit met ingang van 2026 eenmalig te verhogen met 40% ten opzichte van de tarieven van 2008 en verder gelijk te houden tot en met 2031.
| Art. 1: | Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een belasting geheven op economische activiteit. |
| Art. 2: | De belasting is per afzonderlijke vestiging verschuldigd door de natuurlijke personen, de rechtspersonen, de vennootschappen en de feitelijke verenigingen die een of meerdere vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden voor het uitoefenen van een economische activiteit op het grondgebied van de gemeente Gavere. |
| Art. 3: | Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
|
| Art. 4: | Van de belasting zijn vrijgesteld:
|
| Art. 5: | De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de hinderlijkheid van de economische activiteit en rekening houdend met de belastbare oppervlakte van de vestiging, met uitzondering van de landbouw-, tuinbouw- en veeteeltbedrijven:
Voor de exploitanten van een landbouw-, tuinbouw- of veeteeltbedrijf geldt onderstaand tarief:
De belastingtarieven voor de exploitanten van een landbouw-, tuinbouw- of veeteeltbedrijf worden verhoogd met:
Voor inrichtingen die een meervoudige graad van hinder hebben, wordt de graad van hinder slechts eenmaal toegepast, namelijk de hoogste graad van hinder. Als belastbare oppervlakte komt enkel de totale bebouwde grondoppervlakte in aanmerking, dus niet de onbebouwde oppervlakte, die voor de uitoefening van de economische activiteit wordt voorbehouden, wordt gebruikt of hiervoor noodzakelijk is. Als bebouwde oppervlakte wordt elke bovengrondse verdieping van het gebouw in aanmerking genomen. De optelsom van elke verdieping resulteert in de totale belastbare oppervlakte van de vestiging. Indien op een goed onderscheiden vestigingen voorkomen, wordt de aanslag vastgesteld op basis van de belastbare oppervlakte die de belastingplichtige in gebruik heeft of tot zijn/haar gebruik voorbehoudt. Wordt de oppervlakte van het goed gemeenschappelijk gebruikt, dan wordt de belastbare oppervlakte per vestiging berekend door de gemeenschappelijk in gebruik genomen oppervlakte te delen door het aantal vestigingen. |
| Art. 6: | De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastbaarheid. De op basis van deze toestand gevestigde belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het hele jaar. Noch de stopzetting, noch de vermindering van economische activiteiten, noch de vermindering van de graad van hinderlijkheid, noch de vermindering van de belastbare oppervlakte in de loop van het jaar geven aanleiding tot belastingvermindering of teruggave van belasting. |
| Art. 7: | Diegene die een of meerdere vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden voor het uitoefenen van een economische activiteit op het grondgebied van de gemeente Gavere is verplicht om een aangifte in te dienen bij het gemeentebestuur. De aangifte moet ten laatste worden ingediend op 31 juli van het jaar waarin is gestart met het gebruiken van vestigingen of het tot gebruik voorbehouden ervan voor het uitoefenen van een economische activiteit in Gavere. De aangifte moet gedaan worden op het formulier dat door het gemeentebestuur wordt toegestuurd en dat tegelijk ook steeds beschikbaar is op de website van lokaal bestuur Gavere: www.gavere.be. De belastingplichtige is vrijgesteld van aangifteplicht indien hij het vorige aanslagjaar een tijdig ingediend aangifteformulier of een voorstel van aangifte tijdig verbeterd en vervolledigd heeft. |
| Art. 8: | Als er geen, geen juiste of geen volledige aangifte is gedaan binnen de in artikel 7 vermelde termijn, kan de belasting ambtshalve worden gevestigd, op basis van de gegevens waarover de gemeente beschikt. Voordat de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen, of het personeelslid dat daarvoor is aangesteld conform artikel 5 van het Decreet van 30 mei 2008, de belastingplichtige aangetekend op de hoogte van de redenen waarom ze die procedure toepast, de elementen waarop de belasting is gebaseerd en de wijze van bepaling van die elementen, en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van voormelde kennisgeving om zijn of haar opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De kennisgeving wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de datum van verzending van de kennisgeving. |
| Art. 9: | De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 25%. Het bedrag van de belastingverhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve gevestigde belasting ingekohierd en ingevorderd. |
| Art. 10: | De belasting wordt ingevorderd bij wijze van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. |
| Art. 11: | De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. |
| Art. 12: | De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen dat handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan. |
| Art. 13: | De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. |
| Art. 14: | Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2026. |
| Art. 15: | Onderhavige beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285, 286 §1 1 en 287 van het decreet lokaal bestuur. De toezichthoudende overheid wordt in kennis gesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 330 van het decreet lokaal bestuur. |